23 mei 2016

Nele Van den Broeck

Een artistieke duizendpoot die haar eigen, herkenbare weg gaat

Ze was een stil kind, zat vaak alleen op de speelplaats en droomde ervan om een tele­tijdmachine uit te vinden en een nieuwe pla­neet te ontdekken. Als dertienjarige merkte ze tijdens de dictielessen dat ze graag op een podium staat en door zich even later aan te sluiten bij het kerkkoor, begon ze te zingen. Zo kwam ze op het idee om zangeres of actrice te worden.

Nele Van de Broeck is er op haar 30ste in geslaagd van deze droom werkelijkheid te maken. Je kent haar ongetwijfeld van de rubriek ‘Het laatste woord’ in het programma Iedereen beroemd die ze een tijdlang voor haar rekening nam. Ook is er veel kans dat je haar nummer Drunk song al eens op Radio 1 hoorde of dat je haar al eens op de planken aan het werk zag. Eens horen hoe ze als jonge artieste aan haar weg timmerde.

Als zangeres treed je op met je vrouwelijke band ‘Nele needs a holiday’. Hoe is die tot stand gekomen?

Ik ben pas laat mijn eerste nummers beginnen schrijven, toen ik 20 à 21 jaar was. Voordien heb ik in verschil­lende ‘groepkes’ gespeeld waarmee we dan even cool probeerden te zijn als de grote Amerikaanse groepen. 21 was een scharniermoment. Toen ben ik op twee plaatsen buiten gesmeten: uit het groepje waar ik zangeres was en op de toneelschool. Ik zat in zak en as en vroeg me af: wat nu? Ik voelde me een loser en ben daar dan liedjes over beginnen schrijven.

Eerst speelde ik die live voor mijn kotgenoten in Brussel. Het bracht hen aan het lachen en zo ontdekte ik dat mijn muziek werkte. Dat idee heeft wat gerijpt en twee jaar later ben ik op zoek gegaan naar muzikan­ten. In het begin waren dat toevallig allemaal vrouwen, maar na een tijd had ik door dat dit klopte: een vrouwelijke band past bij mij.

Niemand kijkt op van een volledig mannelijke band, maar een band met alleen vrouwelijke muzikanten is zeldzamer. Te weinig jonge meisjes geloven dat ze muzikant kunnen worden. Ik hoop hen er van te kunnen overtuigen dat ze in plaats van balle­rina of prinses ook muzikant kunnen worden. Ondertussen heb ik een kerngroep van zes muzikantes (sax, trompet, bas, gitaar, piano, drum).

Je eigen nummers componeren lijkt niet evident. Hoe ga je te werk?

Het idee van de muze uit de Griekse oudheid vind ik heel schoon: alsof een geest je vergezelt tijdens het creatieve proces. Als ik ’s ochtends opsta en ik denk: “Nu ga ik mij eens aan een nieuw liedje zetten,” lukt dat nooit. Maar als ik aan het wande­len ben, onder de douche sta of op café zit, krijg ik soms bezoek van mijn muze: plots valt er dan een melodie met een tekstje in mijn hoofd. Dat wordt dan meestal het refrein van mijn nummer. Dan begint het werk natuurlijk pas. Het creatieve proces is 1% inspiratie en 99% transpiratie (lacht).

"Alles wat er gebeurt, goed en slecht, kan een aanleiding zijn om een nummer te schrijven. Zelfs het grootste verdriet kan zo zin krijgen."

Schrijf je muziek en tekst tegelijk?

Nee, ik ben meer schrijver dan muzikant en maak dus eerst mijn teksten. Dan ga ik aan de slag met mijn ukelele of piano. Nadien zet ik de muziek in een computerprogramma en plaats er een drumlijn, een baslijn en blazers onder. Op die manier heb ik een degelijke basis om naar mijn muzikanten te gaan; ik hou niet van zomaar wat jammen. Let wel: ik ben helemaal niet tiranniek (lacht). Mijn muzikanten gaan met die ‘computer­muziek’ echt aan de slag tijdens de repetitie. Zij verrijken de liedjes.

Waarom maak je muziek? Wat wil je er mee bereiken?

In de eerste plaats voor mezelf: zonder muziek zou ik zot worden. Ik heb gewoon een drang om te creëren. Het is een manier om zin te geven aan mijn leven en om dingen te verwer­ken. Alles wat er gebeurt, goed en slecht, kan een aanleiding zijn om een nummer te schrijven. Zelfs het grootste verdriet kan zo zin krijgen.

Daarnaast zoek ik ook naar een maatschappelijke waarde voor mijn muziek. Zo heeft het feminisme nog een lange weg af te leggen. Daar wil ik mijn steentje aan bijdragen, met mijn nummer Drunk song bijvoorbeeld. Pas op: ik wil niet de boodschap mee­geven dat het goed is om dronken te zijn (lacht). Het is alleen bizar dat losbandig gedrag van mannen in onze samenleving als stoer wordt gezien, terwijl we daar bij vrouwen toch al gauw een negatieve visie over hebben.

Maar ik schrijf evenzeer voor vrou­wen als voor mannen. Bijvoorbeeld over de verwachting dat je iets van je leven moet maken. Iedereen stelt zichzelf als succesvol voor op Facebook. De realiteit is echter anders: iedereen mislukt wel eens. Mijn nummer Loser’s Twist gaat daarover en is herkenbaar voor zowel 50-jarige vrouwen als voor 17-jarige jongens. Het is troostend om iemand te horen zingen over wat je wel denkt, maar niet durft zeggen. De vele positieve reacties daarover sterkten me bij de zoveelste afwijzing van een platenfirma.

Uiteindelijk slaagde je erin om je eerste cd 'It’s my party' uit te brengen. Hoe was dat?

Fantastisch! Vooral in tijden van download- en streamingcultuur. Ik denk niet dat cd’s en platen zullen verdwijnen. Een cd uitbrengen is een echte mijlpaal voor een artiest. Muziek is voor mij geen bits en bytes. Een cd is iets dat je kan vasthouden en waarvan je kan zeggen: “Ik heb dit gemaakt!”

Sinds het uitbrengen van die cd ben ik ook veel rustiger geworden. Voordien had ik de drang om aan de wereld te laten horen waarmee ik bezig was. Nu kan ik dat loslaten en meer mijn eigen weg gaan. Al werk ik ondertus­sen alweer aan een nieuwe cd. Er zijn al tien liedjes af, maar ik wil er 15 à 20 hebben om dan de beste te kunnen selecteren. Het plan is om mijn tweede cd in het voorjaar van 2017 te lanceren, maar een plaat is echt een megaproject. Het duurt lang en je moet er veel geduld voor hebben.

Naast muziek ben je nog met uiteenlopende activiteiten bezig. Waarmee zoal?

In Londen regisseer ik in het theater The Lyric als theatermaker-docent. Op korte tijd maak ik met niet-professio­nele acteurs een stuk. Daarnaast is er mijn toneeltrilogie KWEST: theatrale lezingen over een wetenschappelijk onderwerp. De eerste twee voorstel­lingen Het brein en De kosmos zijn achter de rug. In 2017 volgt KWEST#3: Het geld, een stuk over economie. Ik ben ook lid van het Belgisch- Oostenrijks gezelschap Motschnik, waarmee ik één keer per jaar een theaterstuk met muziek maak.

Tweewekelijks verschijnt mijn column op dinsdag in De Standaard. Ten slotte schijf ik ook scenario’s. Deze zomer wordt mijn kortfilm verfilmd in Londen en ik heb net met Vincent Bal het script voor een televisieserie voor Koekentroef geschreven. We wachten hiervoor momenteel op groen licht van de bevoegde instanties.

Heb je hard moeten knokken om als jongvolwassene in Vlaande­ren artieste te worden?

Ik heb veel geluk gehad, al is dat moeilijk in te schatten … Sowieso hebben artiesten die enkel acteur of zanger zijn het momenteel supermoeilijk. Ik heb het geluk een ‘zelfvoorzienende eenheid’ te zijn: ik kan uiteenlopende dingen zelf maken. Maar ik heb ook moeilijke momenten achter de rug. Bij een leven als artiest is dé vraag hoe lang je het volhoudt als het niet lukt. 30 jaar is daarbij een kantelpunt, zeker voor vrouwen. Tussen 30 en 35 geven vele vrouwelijke artiesten er de brui aan omdat ze een gezin willen stichten. Ik zit nu in die cruciale periode, dus ik ben benieuwd wat de uitkomst voor mij zal zijn (lacht).

"Ik voelde me een loser en ben daar dan nummers over beginnen schrijven."

Het moet ook gezegd: ik heb vele kansen gekregen. Zo heb ik voor mijn nummer Drunk song airplay gekregen op Radio 1. Dat is niet evident omdat een radiozender constant dezelfde nummers speelt. Ik begrijp dat om-wille van hun format: ze willen als zender voorspelbaar zijn voor luis­teraars. Anderzijds is dat spijtig voor groepen met interessante muziek die niet in een playlist geraken.

Hoe bepaalt een radiozender dan precies welke muziek er in zijn playlist komt?

Dat was voor mij in het begin ook een mysterie. Zelf geraakte ik immers niet binnen in de radiostations. Na het uitkomen van mijn eerste plaat heb ik daarvoor een promofirma aan­gesproken. Zij kennen de weg naar de playlistverantwoordelijken. Die beluisteren tijdens een wekelijkse vergadering alle nieuwe liedjes en beslissen welke worden opgenomen in de playlist van de zender. Vlaamse radiopresentatoren hebben op dat vlak dus weinig vrijheid. Het heeft me jaren van vallen en opstaan gekost om in de muziekwereld mijn weg te vinden. Sinds vorig jaar heb ik een manager die zulke praktische zaken wat van me overneemt.

En voor je theaterstukken, zijn er voldoende instanties die je daarbij ondersteunen?

Theater maken is subsidiedossiers schrijven of je kan niet overleven in de branche. Ik weet niet wat ik daar van vind … (stilte) Het is alleszins spijtig dat artistiek interessante mensen die geen goede onderne­mers zijn daardoor uit de boot vallen.

Twee jaar geleden heb ik bijna drie weken geschreven aan een subsidie­dossier voor Europa, maar heb ik de subsidies niet gekregen. Er waren erg gerichte vragen, zoals “Hoe zal je er voor zorgen dat je voorstelling de vooropgestelde doelgroep bereikt?” Je moet dus echt over alles nadenken, maar eigenlijk is dat goed. Ik vind het je verantwoordelijkheid als theater­maker om op voorhand goed na te denken over hoe je een voorstelling kan laten slagen.

Gelukkig heb ik een vriendin die goed is in subsidiedossiers schrijven en die me helpt. Ook is er het Kunstenloket dat hierover infosessies organiseert en dossiers naleest. En: hoe meer je het doet, hoe beter je er in wordt!

Alles heeft zijn voor- en nadelen. Hoe zit dat met het artiesten-bestaan?

Het leuke is de enorme afwisseling. Ik heb de hele tijd nieuwe uitdagin­gen en kan voor een groot deel zelf bepalen wat ik doe. Tegelijkertijd is dat een nadeel: ik heb geen baas en moet dus zelf voor structuur zorgen. De zelfdiscipline om elke ochtend uit mijn bed te komen en aan het werk te gaan, is enorm moeilijk. Ik zit in een constant gevecht met mijn luiheid. Daardoor vind ik moeilijk rust. Daarbij komt dat er soms plots een interes­sante aanbieding voor binnen de week opduikt. Terwijl andere zaken belachelijk vroeg vastliggen, zoals de voorstellingen van Het geld in mei 2017. De culturele centra maken hun programmabrochure immers meer dan een jaar op voorhand.

Ik heb met dat alles leren leven dankzij het geloof dat het uiteindelijk allemaal wel goed komt. Ik heb afgeleerd om me zorgen te maken over de toekomst. Ik weet dat er vette en magere maanden zijn, maar ook dat ik alleen mezelf moet onderhouden. Dat helpt me om met de onzekerheden van het artiesten­bestaan om te gaan.

Welke boodschap zou je zeker willen meegeven aan jonge mensen die de droom koesteren om artiest te worden?

Ten eerste: doe elke dag wat je echt graag doet, want roem en geld kun je niet voorspellen. In de tweede plaats: luister naar je intuïtie, iedereen heeft immers wel een mening over wat je doet. Tot slot: de mens is geen geïsoleerd eiland, dus omring je met mensen die je graag zien.


Auteur: Caroline Robberechts

Reacties

Please check your e-mail for a link to activate your account.
#detoekomstisvanons